En Des is Verliefd! Wég alle nare gedachten aan eenzaamheid of van de wereld stappen. ‘True heaven is a place on earth!’, zo klinkt het op de radio. En Desdemona kan maar niet verstaan hoe zij ooit Blind was voor de geneugten & de schoonheid van Moeder Aarde. Of zij begreep het toch. LIEFDE maakte alles anders. Sprankelender, grootser, dieper! En hoewel Desdemona vroeger met engelen sprak, zolang zij de liefde niet had, maakte zij enkel kabaal. Zolang zij de liefde niet had, was zij blind voor de zin der dingen en leidde zij een leven in de schaduw. En zo moést het ook zijn, betoogde Desdemona-die-nu-alles-zag in een voordracht over sprookjes.
‘Sprookjes worden als onwijs afgedaan. Een zoethoudertje voor kinderen. Maar als je ze bekijkt in een ander licht (d.i. het licht van de liefde, maar dat zei zij niet), dan krijgen ze opeens een diepere, een ware betekenis. Sprookjes gaan dan over het leven en onze zoektocht naar geluk en over waar wij ons allemaal doorheen moeten vreten (een berg rijstebrij!) voor het geluk ons vindt. Neem nu dat dwaze ding over de Schoone Slaapster in het Woud. Natùùrlijk is de schone slaapster een prinses, een koningskind, maar als het leven begint, zijn wij allemaal koningskinderen’ deed Desdemona slim (een dromerige zucht ging door de klas. Dit zit wel snor, is wat Des dacht.) ‘En dan staan er 7 feeën rond die wieg en wij denken ‘bij ons was dat niet het geval’, maar wij vergissen ons daarin (heel even vond Des dat zij, in haar retoriek, vervaarlijk leek op de missionarissen die zij vroeger zo verfoeide), want die goede feeën, dat is gewoon een manier om uit te drukken, om ons te zeggen wat onze talenten, onze deugden zijn, wat wij graties hebben meegekregen: schoonheid, hartelijkheid, gulheid, wijsheid, loyaliteit, noem maar op. Maar 1 fee, die niet werd uitgenodigd, voorspelt stXXXt aan de knikker; het wordt een parcours met hindernissen en dat is volkomen normaal: er is altijd 1 fee die wordt vergeten, altijd 1 wolk die voor de zon schuift. En zo hoort het ook (Desdemona knikt er heftig bij; hoe hen anders dit niet-Joepie-idee doen slikken?). Want wat voorspelt de fee? Zij zegt dat, als het meisken zich aan een speldeken prikt en d’er bloed zal vloeien, zij dan zal verzinken in een Diepe Slaap… (Hier werd het heikel. Zij had lang over deze passage nagedacht.) Nu, de koning beval dat alle naalden aan het hof verwijderd werden, maar hij kan hiermee toch niet verhinderen dat zijn dochter openbloeit en, op een gegeven moment, als jonge maagd, spontaan begint te vloeien (heb je ‘m? Heb je ‘m? De fameuze Rode Vlag?). En dan valt heel de wereld stil. De hovelingen, het woud (symbool voor het leven natuurlijk), de prinses, alles wordt in een diepe slaap gedompeld. Wat voor dromen er dan mogen komen, kunnen wij niet weten. Vreemde dromen, nare dromen, akelige dromen, maar het feit is dat de prinses tot leven wordt gewekt door een Kus. Zij leert de Liefde kennen. En wat het sprookje zegt, is dat er in het leven van iedere prinses – dus ieder van ons – een moment komt (de menarche, maar dat woord zullen zij zeker niet snappen) waarop het leven-zoals-het-is stilvalt, wij wachten, wij vallen in slaap, en pas opnieuw begint zodra de liefde ons vindt. Dààrover gaat Doornroosje. Over die hele lange periode waarin je noch vlees bent noch vis en die wordt beslist, afgesloten door … de Kus.’ (Einde. Applaus. Staande ovatie. Zelfs de jongens zijn mee. Schluss met taken Nederlands dit schooljaar!)
En het was in deze gezegende dagen dat de stad Maaseik besloot de jongeren een Jeugdhuis te offreren en dit in de vorm van een scheef en pokdalig pand ergens halverwege de kerk en het hospitaal. Aan dit krocht moest danig geklust en Des en de groep onder leiding van Jo en zijn kameraad Jos - van St.-Jan, waar zij verstand hadden van de bouw – hakten er vrolijk op los. Muren stortten neer in bergen gruis en stof en sommige vaders – die van Desdemona niet – kwamen helpen steunbalken steken. Bij deze gelegenheid installeerden zij de tap – Jo was de enige die wist hoe een vat te steken en wat een G&T was. De muren die overeind bleven, gingen zij behangen en net zoals vroeger bij Desdemona thuis, lag het behang de volgende dag op de grond, in krolse plooien, maar dit soort tegenslag deed Desdemona smakelijk lachen. 'Ik lach bij het zien van al dees schoonheid.' Zij begonnen gewoon opnieuw en met meer pap en na veel gezwoeg en gesteun en de gebruikelijke blauwe nagel en gebroken teen, dit alles begeleid door Jo op zijn gitaar (♫ dat rotexamen algebra toen ik maar 3 op 20 had ligt mij nu nog zwaar op de maag wat hebben ze me toen geplaagd maar ik kon het, ma, ik kon het, ik kon het, echt, ma, écht, ik kon het ♪) kwam het zaakje eindelijk klaar en konden zij op kerstavond de Grote Opening vieren.
Het was dat jaar een zachte kerst en Des greep haar fiets en reed langs de Maaseikerlaan richting stad. Ter hoogte van ’t Zandt wachtten de heimelijke vriendjes haar op. – De mensen, stekeblind als nooit tevoren, zeiden dat de lichten die je daar zag vliegtuigen waren op weg naar Maastricht. Maar d’er was een wereld van verschil tussen een vliegtuig en dit! Een vliegtuig had maar enkele lichten ’s nachts, witte landingslichten bij het aanvliegen van Maastricht en knipperende navigatielichten op de staart (wit) en de vleugels (rood/links, groen/rechts) en in dit patroon veranderde er niets, maar een vriendje! dat was een kerstboom vol rollend licht, een soort vliegende discoshow en dat vloog ook niet, dat dartelde rond als een jonge hond, stond Paf! stil waarbij het signalen uitzond – rood betekende dat je moest blijven waar je was – dat klom verticaal en kon dan Pats! verdwijnen, soms gingen, Knip!, al die lichten uit, alsof een reuzenhand het ding had weggeplukt, om het een eind verderop te deponeren en àls het aanstalten maakte om te landen, ging dit niet in een rechte lijn, maar schommelend, dwarrelend ('oscilature') als een herfstblad en dat was het sein voor een vriendelijke landing, maar het kon ook trapsgewijs dalen, dan viel het loodrecht naar beneden en kwam horizontaal op je af, verticaal naar beneden & recht op je af, alsof het stapte van een monumentale trap en dit was het teken van een vijandige landing waarbij zij in laatste instantie schuin boven je hingen en jij alvast verlamd was van schrik (ondanks de hemelse muziek die je daarbij soms kon horen). D’er viel dus wel enig onderscheid te maken tussen een schotel en om het even wat voor een vliegend ding, maar de mensen brachten het doorgaans niet op om écht te kijken en wat Desdemona nu door de lucht zweven zag, in brede, roterende bogen van roze en zwart, een hypnotiserende frisbee die aandacht zòòg, waren duidelijk haar heimelijke vriendjes op hun gebruikelijke plek van R-V.
‘Ik heb nu geen tijd’ protesteerde Des, ‘ik moet naar het Jeugdhuis’. (Nooit eerder had Desdemona een uitnodiging van de heimelijke vriendjes afgeslagen.)
‘Geeft niet, Des’. Zeiden zij. ‘So long’.
En weg waren zij. Zij beschreven eerst een brede, lage bocht over de beemden & de Maas waarbij zij het zoeklicht ontstaken en voor 1 luttel moment baadden de beemden in dat ijzige wit – het beeld werd in haar geheugen gegrift – alsof Desdemona keek naar een cliché, een negatief, iets uit het verleden, dan zetten zij het zoeklicht af en met een warme whoosh verdwenen zij over de Maas, weg van Maastricht. En hoewel Desdemona’s kop volhing met Jo, was zij toch afgestapt om naar het afscheid te kijken. In haar hoofd speelde nu een tekst: ‘Ja, kalverliefde was het wel of misschien ook wel een spel dat wordt gespeeld en met je vriendjes wordt gedeeld’ en plots besefte zij dat het nooit meer zo zou zijn.
Zo zou het zeker nooit meer zijn...
Maar zelfs het afscheid van de heimelijke vriendjes kon Desdemona in die dagen niet echt schelen. Niets kon haar deren behalve Jo met wie zij ging slapen en opstond, in gedachten althans, want Desdemona bewonderde vanop afstand. En het was een uitbundige, rumoerige en baldadige bewondering – zij kon het van de daken schreeuwen – die met haar klasgenoten werd gedeeld. Sinds Desdemona als bij toverslag was veranderd in een Vrolijke Frans had zij vrienden bij de vleet: jongens, meisjes, noem maar op en vooral de meisjes konden maar niet genoeg krijgen van de gloedvolle verhalen die Des wist op te dissen over Jo.
Jo, met zijn donkere ogen en gitzwart haar.
Jo, met zijn zwarte, hoornen bril en als enige jongen van heel de school droeg hij een baard. (♫ Al die willen te kaap’ren varen moeten mannen met baarden zijn. Jan, Piet, Joris en Corneel, die hebben baarden, die hebben baarden. Jan, Piet, Joris en Corneel, die hebben baarden, zij varen veel. ♪)
Jo, die een voorkeur had voor zwart en steevast stond te blinken met een Gaulloise tussen de vingers: ‘ma gitane préférée’.
Jo, die ’s avonds in het Jeugdhuis zijn gitaar bespeelde waarvan hij de vormen vergeleek met die van een vrouw: ‘iets met minder curven komt niet op míjn schoot’ en die ervan droomde ontwikkelingshelper te worden. In Afrika! (Des zag zich al vertoeven in een ver & broeierig land, met Jo aan haar zij.)
Jo, de rebel, die op iedere school in de wijde omgeving was buitengegooid.
Jo, die nooit zijn taken maakte, maar dit uitbesteedde aan haar. (En zij had hiervoor heel wat stof in te halen, want hij zat al in het laatste jaar.) ’s Avonds, als Jo in het jeugdhuis goede sier maakte, zat Desdemona in een hoek te pezen op zijn leerstof. Zodra zij daarmee klaar was, trapte hij het af. Na nog een laatste lied:
1 Keer, toen niemand het zag, durfde Desdemona het aan in de gang haar neus in zijn trui te stoppen: de geur van Fa - appelzeegroenblauw - vers zweet, oud leer en Gaulloises. Zij werd dronken. Dit was Extase. Dit geluk, waarbij haar ingewanden draaiden en het bloed klopte in haar keel, was dieper dan Des ooit had ervaren. Voor 1 fractie van een seconde viel de wereld stil. Werd Geur! Zulke dingen vertelde zij niet aan haar klasgenoten. Die waren geheim. En Desdemona wist hoe een geheim te bewaren. Maar het enthousiasme in haar verhalen werkte zo aanstekelijk dat de halve klas (de jongens) het voor haar kreeg en de andere helft kreeg het voor hem. Maar er zat niemand tussen met een gitaarmodel en Des was er gerust in. Haar beste vriendin, Erna, had een zus, Dé, een schichtig meisje dat speelde voor behang telkens wanneer Des haar hartsgeheimen met Erna deelde. Een behang met grote oren en daarenboven had Dé 1 gitaar. En hoewel Jo aan iedere vinger nu 10 aanbidsters had, onder wie Des de vurigste, de meest bezielde, de onvoorwaardelijke, bracht Jo meer & meer tijd met Dé door. Het was de schuld van die gitaar! Zij sloegen samen aan het repeteren en dat liep steeds vaker uit in wandelingen, by moonlite, langs de Maas of de plaatselijke lover’s lane, aan de oude wallen van de stad. Desdemona kon het niet geloven. Zij kon maar niet begrijpen wat Jo in die bonenstaak zag. ('Ben, il les aime à quatorze ans et rasées', zei de bol.) Dat trok z’n mond niet open en zat bovendien in een lagere klas. Op schoolreis moest Des het bestaan hoe Jo heel de tijd naast Déke zat. Van pure ellende omhelsde zij een boom.
Maar Jo had zoveel vreugde in haar leven gebracht; hij verruimde haar blik (van Afrika over brommers tot de kleinkunst toe), Des kon alleen maar juichen, en hopen dat Dé 1 bevlieging was, 1 dwaze poging tot schuinsmarsjeren, een infantiele zet om haar jaloers te maken. (Des was ver boven het idee van jaloezie verheven.) En omdat zij in de liefde trouw was als een hond, un chien sans collier, die op een drukke weg zijn leven waagt bij het oversteken om toch maar bij zijn dronken baas te zijn, klampte zij zich vast aan Jo, aan haar droom van Jo, aan het beeld van de man die ontegensprekelijk, onmiskenbaar, on-on-on-omhetevenwat Háár Grote Liefde was.