Opwindende geruchten circuleerden in het dorp bij de Maas. Aan het kanaal hadden ze UFO’s gezien! Zij zagen ze vliegen, daar in Abessinië. Het begon met de bouw van een kerk, Gods huis van het Verlossende Woord – een doorn in het oog van de pastoor - en omdat de wijk slecht aangeschreven stond – Polen woonden daar en zigeuners en stropers en smokkelaars – had de bouwheer ’s nachts bewaking voorzien en de nachtwaker en de opzichter brachten de kat op de koord. In de nacht van Werelddierendag hadden zij een spookachtige bol gezien die peil naar beneden zakte en in 1.000 schilfers uiteenspatte. De opzichter sprong in zijn wagen en spurtte weg. Maar ter hoogte van ’t Zandt was de bal daar terug en baadde de omgeving in een naargeestig licht – heel de auto zag gifgroen vanbinnen en werd zowaar transparant – de schaduw van zijn knieën stond haarscherp op het wegdek afgetekend en zijn kar viel stil en de opzichter sprong eruit en zag, oh God, dat vliegende ding boven de maïs hangen en dat niet eens zo ver van hem vandaan. En de maïs was blauw, Blauw! gvd, en zijn handen zagen zo geel als bananen en hij zette het op een lopen, richting chantier, en kwam alras de bewaker tegen die ook de bol had teruggezien. En de bol had in diens hoofd gesproken, in een vreemde taal, en de waker daverde over heel zijn leden. ‘R U the watchman over this place? Watchman, one day you’ll see the universe.’ had de bol gezegd, wist Desdemona zeker, toen zij het goede nieuws hoorde. Het was een klassieke opener, poëtisch en onheilspellend tegelijk in al zijn Bijbelse pathos.) De opzichter bood hem een sigaret aan en merkte hoe zijn handen beefden. Dat vreemde ding joeg hen de doodsangst aan. En de volgende nacht was het daar weer! Deze keer was de waker alleen en de bol hing op zo’n 100 meter, geruisloos boven een wei, en wenkte met groen en blauw en amber licht en ondanks zijn Onmetelijke schrik zag de waker zichzelf aanstalten maken om d’erop af te stappen. Hij raakte tot op zo’n 50 meter, aangezogen door dat licht en plots was alles weg. Diepe, donkere duisternis en de waker nam de benen en een andere job.
Zo was het begonnen en alras merkten meer mensen dat er daar bij die zinkfabriek iets gaande was. De stroper in het kalende bos, de smokkelaar op het jaagpad, de visser in het riet, allemaal werden zij door lichtgevende bollen omgeven, opgeschrikt, achternagezeten. Het had zeker met die ketterse kerk vandoen. Zo ging dat heel de winter door. De bouw van de kerk werd afgeblazen. Mijnheer pastoor tevreden en de rust keerde weer.
Maar laat in het voorjaar begon het opnieuw. Zwevende bollen boven de zinkfabriek! Deden aan een luchtballet. 2 Grote sterren kwamen aangescheerd, elk van één kant en je hoopte op een botsing, maar op het laatste nippertje ontweken zij mekaar waarna zij geruisloos ontploften in kleurrijke vlokken, kleurrijke vlokken en veel engelenhaar – het was eigenlijk schoon om te zien – en dat droop als de verf van een zondagsschilder en dan smolt dat samen tot, oh god, 1 Enorm geel licht dat koers zette naar Gruitrooi.
En op een andere nacht zag iemand in het Dilserbos 1 enorm rood oog tussen de bomen dwalen en dat stortte metalen tranen en ’s anderendaags was er dat busje met de letters LLL (LevensLang Leren?) erop en mannen in witte kikvorspakken keurden de stammen en de grond met een stok die eindigde in een ronde plaat en je hoorde ‘tik tik tikkerdetikkerdetikkerdetik’, almaar razender tikte dat ding en die zomer was er geen bosbessenvlaai want bosbessen waren plots vergif. Prompt werd er in het dorp een UFO-groep opgericht. Jonge en al niet meer zo jonge mannen trokken ’s nachts op pad, gewapend met verrekijkers en een Kodak, om de show op heterdaad te betrappen. Desdemona wou bij de UFO-groep. Zij was al redelijk verontwaardigd van nu pas te vernemen hoe de heimelijke vriendjes heel de winter boven Abessinië amok hadden gezaaid, en dit zonder haar, en nu waren zij daar weer en opnieuw geen boe of bah! (En Desdemona voelde zich door haar liefde voor Jo op een zijspoor gezet, alsof de heimelijke vriendjes wisten dat zij rustig capriolen konden maken boven een ander deel van het dorp zonder dat zij het merkte met haar monomania.) Dat idee van die fotoos was gedoemd om te mislukken, wist Des, de heimelijke vriendjes hadden nu eenmaal 101 truken om fotoos onklaar te maken. D’er zou niets op staan dan wat stippen. Maar samen met anderen het luchtballet zien, de dansende sterren, dàt moest Des meemaken, dat was van Kapitaal Belang! Voor het Mensdom. En daarbij waren het hààr heimelijke vriendjes en hadden zij geen goede sier te maken met één of andere snul uit Abessinië!
Maar thuis stond haar koffer klaar. Of liever zo’n platte kartonnen doos van de Cristelijke Mutualiteiten die als koffer dienen moest. Een nooit eerder vertoond initiatief van haar vader. Hij stuurde haar met vakantie! Zodat zij niet de hort op kon met de Zwarte Maggies, verklaarde haar moeder giftig.
‘De Zwarte Maggies?’
‘Ja, die van dat volk met z'n Zwarte missen & zo. ’s Nachts, in het veld. En daar hebben zij jonge meisjes voor nodig of wat had je eigenlijk gedacht?’
‘Niks van dat’ zei Des gelaten. In het beste geval zouden zij van ver 1 UFO zien. Het ding zou wat met hen spelen, hen kilometers over het veld doen draven en terwijl zij allemaal op wild goose chase waren, zou 1 andere schotel, stiekem, heimelijk, ongezien, 1 jonge visser binnenrijven, als-ie gezond was ten minste en voorzien van poten & oren. Die visser had dan ook wel lichtjes gezien, maar in een totaal andere formatie en àls hij zich nog iets van het gebeurde herinnerde en zover kwam van erover te praten, zou zijn relaas totaal niet stroken met dat van de UFO-gapers zodat er verwarring ontstond in de rangen waardoor iedereen meteen afhaakte of maar wat bazelde over zwarte magie. En zo ging het Altijd. De heimelijke vriendjes speelden met de tijd. Lieten jou vandaag zien wat overmorgen een ander overkwam, niet zelden sleepten zij er gestorven familieleden bij - niet dat dit enig uitstaans had met magie - en de mensen raakten er maar niet uit wijs en vluchtten in hun beschutte wereldje. Kop in het Zand. Nix aan de hand. Maar zelfs dit eenvoudige schema was nog te ingewikkeld voor haar moeder die nu ook scheen te denken dat Des dé spil van het UFO-spel was (niet meer, mamma, nooit meer, die tijd is voorbij) en daarom moest zij weg. Naar Davos in Zwitserland.
‘Ik hoop dat je 2 volle weken regen hebt,’ zei haar moeder uit de grond van haar zwartemaggieshart.
De bus had ruim een halve dag nodig om in heel Limburg jonge deernen op te halen die niet op de vlucht waren voor de verleidingen van een UFO-groep. Desdemona kwam al snel in een heel andere groep terecht; eentje van jonge, rozige meisjes die luidop pochten over hun lief. Alras bleek dat het gezelschap uit twee delen bestond. Er was het Barbiesegment, smalle, benige, Maaslandse gezichtjes met blauwe mangaogen en steil, ros haar, dat nu al zwoegde aan 1 liefdesbrief en er waren de Bessie Turfs die door de natuur achteloos bedeeld waren met kalfsknieën en pierenverdriet. Brillekaskes met scheve tanden. Meisjes net zo geblokt als hun kartonnen valies. Meisjes die de eerste 100 maanden niet hoefden te hopen op 1 lief. Desdemona circuleerde in de eerste groep. Met zessen betrokken zij 1 kamer. Fotoos van de lieven gingen rond. (Desdemona had geen foto van Jo. Des had eigenlijk een uitgesproken hekel aan dat pfeauteaugedoe, alsof je zonder niet wist hoe je moeder oogde of je huisdier of je lief.) Naarmate de dagen verstreken, kwamen er meer details over de lieven aan het licht. Des had natuurlijk omstandig uitgepakt met Jo, het Idee van Jo, wat hij deed, wat hij zei, wat hij dacht en zijn guitige lach, maar de andere lieven werden ingedeeld in functie van de aan- of afwezigheid van weelderig haar, op hun borst, op hun schouders en hun rug en op nog andere plekken in strijd met de welvoeglijkheid. Des had bij deze particulariteit van het mannenlijf nog niet stilgestaan. Bovendien beschikte het mannenlijf over nog 1 Heel Bijzondere particulariteit en daar maakten zij dan platte schetsen van, een soort van omgekeerde 6. Hier moèst Desdemona afhaken. Iedereen had altijd de mond vol over haar fantasie, maar, zoals Des wel wist, schoot die fantasie flink tekort zodra het erop aankwam iets te fabriceren waarover zij eigenlijk niet veel wist. Des viel door de mand. De Barbies hadden ogenblikkelijk door dat zij niet veel verder kwam dan kussen (ook verzonnen, maar daar had je geen fantasie voor nodig), terwijl zijzelf al ettelijke malen in de koffer waren gedoken op de achterbank van de auto of in de biechtstoel. In Maastricht. Of die van Heppeneert. Soms in ruil voor een choco-ijsje of 1 pakje chips. Heel het wereldbeeld van Desdemona viel in duigen. Maar zij had tijd zat om dit te overdenken, want de Barbies hadden zich als één man van haar afgekeerd en waren voltallig naar een andere kamer verkast. Zij lag nu helemaal alleen in een slaapzaal voor 6. Iedere nacht sliep zij in een ander bed. Dat Des ze ècht niet allemaal op 1 rijtje had, bleek toen de CM 1 uitje had belegd. Zij mochten met z’n allen voor 1 dag ofwel effe over de Italiaanse grens ofwel naar het Koekoeksklokkenmuseum in St. Moritz. Van heel de groep (>200) was Des de enige die naar het koekoeksklokkenmuseum wou. Zij mocht ernaartoe onder begeleiding van een skileraar (pezig, getaand, met wollige lokken en een baard, grote zonnebril waarachter meerblauwe ogen zaten, ongetwijfeld een prachtexemplaar met het haar op de juiste plaats, maar helaas te stom om het te helpen donderen). De skileraar betaalde haar 20 FRS op voorwaarde dat hij haar mocht achterlaten op het perron, zodat zij alleen naar St. Moritz kon, zonder daar iets van te zeggen, welteverstaan.
‘Deal’ zei Des. (In vergelijking met de Barbies en hun pakje chips kwam zij d’er rijkelijk vanaf.) Des ging naar St. Moritz en had een interessante dag. ’s Avonds werd zij bestookt met jaloerse vragen over wat zij allemaal had gedaan, met de skileraar, en Des hield het op 1 ritje in de téléphérique en 1 ijsje achteraf.
1 Van de Bessie Turfs, uit Kuringen, bij Hasselt - bol! Bol gezicht, bolle bril, vuistdikke vlechten en 1 manshoge gitaar - haakte, ongevraagd, haar arm in die van Des tijdens de bergmarathon. Vervolgens vrat zij al de chocolade op, de druivensuiker en de boterhammen met Zwitserse kaas en wellicht kwam het door de ijle lucht, maar het was klaar dat zij in Des iets zag wat niet zo meteen in het oogspringend was: iets desolaats, de bedriegelijke puurheid van besneeuwde bergtoppen, Edelweiss. Zij begon voorzichtig over Liefde. Des gaf geen kik. Vertelde hoe zot zij stond op een buurjongen voor wie zij niet bestond. Iedere dag namen zij samen de bus. Die momenten waren de mooiste uit haar bestaan. ’s Avonds wandelden zij tot aan het hek van zijn huis en dan liep zij op wolkjes, maar dan moest zij nog ettelijke meters verder gaan en dat laatste stuk was zwaar. Zwaar als een bergmarathon. Des herkende de spontane poëzie van de heimelijke vriendjes, het gemak waarmee zij uit dingen die toevallig hun pad kruisten, iets moois wisten te slaan. Bessie werd een aanhangsel, slobberig, kwijlend, un lierre tenace, (het was maar met moeite dat Des haar uit haar bed kon weren) dat zong van 'I learned the truth at 17 that love is made for beauty queens'. Maar ook het melancholiese, intrieste 'tous les garçons et les filles':
font ensemble des projets d’avenir
Tous les garçons et les filles de mon âge
savent très bien ce qu’aimer veut dire
et les yeux dans les yeux et la main dans la main
Ils s’en vont amoureux sans peur du lendemain
oui mais moi, je vais seule par les rues, l’âme en peine.
oui mais moi, je vais seule, car personne ne m’aime.