In dreams

Het ochtendkrieken krieuwelt aan de duisternis. Het vloeit over de einder in rozerood en smuikig geel. Het verft de lucht in waterkleuren. En dan is er rood en blauw en geel en zilver en purper en azuur in dit alles. De eerste vogel jubelt. Het is de ochtend van de Eerste dag op een paradijselijke aarde.

Desdemona ligt in bed en droomt. Zij zit ergens in een plot verward als plots voor haar droom een scherm opgetrokken wordt, een scherm van wel 3 verdiepingen hoog. Het gezicht van een jongen verschijnt. Hij lacht haar toe.
Als haar moeder haar wekt in het gouden licht van de dageraad is Desdemona opgetogen.

De ochtend daarop – weer ontvouwt de zon haar gruwelijke pracht en pinkt naar een wereld onder wolkendons. De koekoek is op en heeft zich verstopt en roept naar de zon. In zulk een ochtend uit puur Disneyland ligt Desdemona te dromen als in haar droom die muurposter verschijnt. Die jongen. Hij lacht.
Als haar moeder haar wekt, is zij nog uitbundiger dan de dag voordien.

De derde, druilerige, dag ligt Desdemona te slapen en weer ruimt haar droom baan voor cliché: de jongen met de tandpastasmile, bigger than life! Ditmaal is Desdemona Uitgelaten. Zij wil de wereld omhelzen. Why is the sky so blue? vraagt zij zingend aan haar moeder, lalala, ever since I met U?

De examens staan voor de deur en Desdemona danst erdoor. Zij gaat blokken bij een vriendin en lacht aan 1 stuk door. Zo licht als nu was zij nog nooit. Zorgeloos als de leeuwerik of de leliën des velds. De wereld is een appel en Desdemona bijt erin.

Examens komen, examens gaan en voor je het weet, heb je het laatste examen gedaan en dat moet gevierd. Met een hele groep trekken zij naar de cafetaria van de GB waar, speciaal voor het jeugdige vertier, een flipperkast werd geïnstalleerd. Flipperkasten zijn jongensspeelgoed. De meisjes zitten aan de tafeltjes, sippen van hun Cola, werpen sluikse blikken naar de spelers die zich in een rumoerige kring hebben geschaard rond een donkere jongen - zwart, krullend haar - die wild tegen de flipperkast staat te stoten, geestdriftig aangevuurd door zijn hitsige kameraden.
‘Hé’, zegt Erna, ‘dat is de zoon van de fysicaleraar. Hij komt voortaan bij ons op school. Johan, Jo, Joke!, kom 'ns hier!’ en die jongen draait zich om en Des blikt recht in het lachende gezicht van de Man uit haar Dromen!