En Des was zo’n idioot. Werd wakker in het ziekenhuis, plompverloren. Dacht eerst nog dat zij in de hemel was, want zij zweefde in zo’n dik melkerig licht als van 1 nabije ster – in haar halfcomateuze staat had zij niet door dat zij onder de zuurstoftent lag – maar haar argwaan werd gewekt toen bleek dat het in de hemel biepte & zoemde & belde waarop snelle voetstappen en 1 slaande deur. Het kon begot toch niet zijn…
Het Verschrikkelijkste Moment Ooit kwam toen de dokter aan haar bed opdaagde en zij een verre echo hoorde: ‘hoerensjans’.
En Des ging door de grond.
Zij had dus duidelijk geen sjans! Die oenen hadden haar gevonden en onmiddellijk afgevoerd! Als je ze écht niet kan gebruiken, staan zij paraat. En nu stonden zij aan haar bed. Gesnotter & gejammer van ‘kind, wat doet g’ons aan?’ Wat de buren gingen denken? overheerste het gesprek waarin Desdemona vijfde wiel aan de wagen was. En ‘hoe houden wij dit potje gedekt?’ kwam next op de agenda.
Na 2 volle weken werd Des ontslagen. Zij kreeg nog 1 donderpreek van de arts. ‘Dat zij het vooral niet opnieuw probere! Dat als zij het weer ‘ns deed, zij zou vliegen, naar het Gesticht!’ Haar moeder stond erbij en glom. Groeide in haar slachtofferrol. En Desdemona bedacht dat de grens tussen het normale en het gesticht wel zeer grillig is en in die wereld op z’n kop zat zij in de goot. En zij was 1 Dubbele idioot. In het leven geworpen, ongenood, en met nada controle over de dood! Op eigen kracht vond zij de uitgang niet! En zij moest lijdzaam ondergaan hoe ook de huisdokter kwam en het sermoen van die ziekenhuisrat nog ‘ns hernam. Deed zij het weer, dan vloog zij naar Geel! Zij wisten al waar zij haar gingen colloqueren.
‘En 1-maal binnen is nooit meer d’eruit!’
‘Knoop je dat maar goed in de oren!’
Voorlopig kon zij het wel schudden. Zij moest zich 1 hele tijd koest houden en in het Diepste geheim broeden op 1 Nieuw plan. Zij moest 1 nieuwe voorraad pillen en zij moest vooral 1 strategie. Want ook zelfmoord doe je met overleg. Niet zomaar van je hap, slik, weg, op 1 moment dat het je te machtig werd, neen! Je moest alles Meticuleus voorbereiden. Zoals anderen hun huwelijksdag. Argwaan smoren in opgefokte vrolijkheid. Lächeln, schnell! Ze in slaap wiegen als Orpheus en dan Wham!
Alweer een marmot naar god.
En ja, de ironie van het lot. Toen Desdemona omzeggens te zieltogen lag onder dat zeil, stond haar moeder in de gang te lamenteren wat voor 1 FaBuLeuZe leerling zij wel niet was, d’er ging 1 Einstein aan verloren, en zodoende hadden de verpleegstertjes geïnformeerd naar Des’ toekomstplannen en daar had haar moeder niet zo meteen 1 antwoord op, maar de verpleegstertjes waren van mening dat zij zeker moest voortstuderen, met zulke cijfers!
‘Als zij het haalt, mag zij studeren. Ik zweer het bij God.’
En zo zat Des op de colmenjienne gebeiteld.
En ja, die verbrande hand. Hadden zij zoals een mummie ingezwachteld tot boven haar elleboog. Het deed geen pijn. En toen het verpleegstertje het verband kwam weghalen en zei:
‘Dit gaat geen fraai zicht zijn. Zet je schrap.’
was alles gaaf en glad. Het rook naar varkensleer. Het verpleegstertje slaakte een kreet en schoot de dokter erbij. Die zei:
‘Wat krijgen wij nu? Familie van de zeester?’
Desdemona lag in bed en bestudeerde haar hand. Het onomstotelijke bewijs dat zij nog steeds in leven was. Het niet mis te verstane sein dat haar heimelijke vriendjes wilden dat zij in leven bleef.
En Des zat langs alle kanten ingesponnen. Een roeper in de woestijn.
Een rups in haar cocon.