De Sterren en de Maan

Andromeda nevel

De Sterren en de Maan

Na haar ontmoeting met de korenbloemblauwogige jongen valt Desdemona stil. Zij weent niet meer... zij speelt niet meer... zij stopt met eten... zij stopt met groeien. Zij ligt in bed, met een gezicht zo bleek als de buik van een kikker. Haar ouders halen er de dokter bij. Die komt tegen de avond, zucht en zegt:
‘Ge kunt maar beter een wake organiseren, want volgens mij haalt dat de ochtend niet.’

Desdemona's vader begint alvast aan het timmeren van een kist. Het gehamer in het schuurtje dringt door tot in de achterkeuken waar Desdemona nu ligt, in een bak van de Leuvense stoof, onder het gefezel van de buren - maar kijk!, de volgende morgen is het kind zo gezond als een vis, en hol! tot in haar tenen.

En toen werd het zomer, een zomer zo heet dat de buren ‘s nachts buiten zaten, wachtend op de koelte. Desdemona’s moeder nam haar pas verworven schat in haar armen en droeg haar naar buiten en voor het eerst in haar leven ziet Desdemona de Maan... en de Sterren!!! Die heerlijke, twinkelende, flonkerende wereld vol licht! Het ontzaglijke heelal en waar je ook kijkt, overal zijn er sterren die pinken. En er loopt een groot wit spoor, alsof een reuzenhond met een zak bloem heeft gestrooid! En het wentelt en het draait. De sterren dansen een trage farandole. Sterrennevels worden geboren, terwijl andere vergaan. Het hoeft niet lang te duren. Het heelal is een gigantisch klokwerk dat stil lijkt te staan, maar intussen als een razende tikt en tolt. En het is dán dat Desdemona beseft dat wij niet de énige wereld zijn. (Het heelal: een zee van leven. Boven en onder en overal: krioelend leven!) En dat ergens, ver, heel ver van ons vandaan, op een speldbreedte van ons vandaan, ándere werelden bestaan met ándere wezens en zij weten van ons en wij weten van nix… En dat er nu, Nu, op dit eigenste moment, ergens een vader moet staan en hij houdt zijn zoon bij de hand en wijst naar de sterren en zegt:
‘Kijk, daar heb je de zon met de aarde en de maan. Daar wonen mensen zoals wij, maar zij zijn nogal primair’.

En daar heb je het al: Desdemona wil naar school! Want stom geboren en simpel gewiegd en zelfs… ongelikt, dat valt niet te verhelpen, maar Ongeletterd, dat heeft zij zelf in de hand. En Desdemona kijkt reikhalzend uit naar haar Eerste Schooldag.