De perenboom
En in die veilige wereld speelt Desdemona met echte vriendjes. Zij spelen op het drassige landje naast de boomgaard waar het gras huizenhoog groeit zodat je er gemakkelijk in kan verdwalen. Een beek kronkelt door het landje en bij de bocht staat een eenzame wilg te treuren.
Desdemona houdt in die wilg de wacht.
Cowboys besluipen ongezien het kamp van de squaws die argeloos beschuit met muisjes smeren: een offer aan Fidel-de-Totempaal. Blitzinval gaat gepaard met stampen, keffen, gillen, knijpen, rondstuivende haren & beschuiten en midden in dit krijgsgewoel ziet Desdemona 1 vliegtuig in de lucht. Zonder beweging. Zonder geluid. Het hangt voor de ondergaande zon als in een plaatje. Het is 1 vooroorlogsch vliegmachien, een dubbeldekker met propellers, en onder de vleugels hangt een soort stelling. Een stelling van wel 3 verdiepingen hoog! Op elke verdieping staat, links & rechts, 1 minivliegtuigje geparkeerd. In het midden, onder de romp van het reuzentuig, is er een soort sas waarmee je van de ene verdieping naar de andere kan en in die sas staat een reuzenman. Hij wuift; weifelend. Desdemona buitelt uit de wilg, wijst ‘Daar! daar!’ en de cowboys en squaws kijken verbaasd. De zon hangt achter een wolk. De avondmist komt aangeslopen. Het kamp wordt opgebroken.
Die nacht schoot Desdemona wakker onder de perenboom. Haar moeder had altijd gezegd dat Ons-Lieve-Heer in de perenboom woonde, maar nu werd hij bezet door 1 van de heimelijke vriendjes. En die voddenpoppen rond de perenboom, dat moesten de buren zijn, die werden weggeleid, één na één. Waarheen? Daar hebben wij het raden naar, want de perenboom stond in een kring van licht en daarbuiten heerste coulissenduister en daar brachten zij iedereen heen: een gestaag geschuifel van schimmige gedaanten die in het ijle staarden & niets schenen te zien. Op het dak van het schuurtje hielden twee vriendjes de wacht. Eentje leunde verveeld tegen de schoorsteen, z’n armen gekruist. De ander zat nonchalant in de goot, zijn benen bengelend over de rand. Zij zoemden een gesprek en Demona was geschokt! Zij vond dat de situatie om meer decorum vroeg. Werden zij met z’n allen van hun bed gelicht, in het holst van de nacht, & samengetroept, als beesten op de wei, en zij keuvelden erbij. Als Nazis bij een transport! Daar kreeg zij Eliénor in het vizier. Hij stond op de grens van licht en donker. Calling the shots. En Demona vloog op hem af. Zwengelde aan zijn lange armen. Zij ging hem ‘ns precies vertellen wat zij van zijn optreden dacht, toen haar vader op het toneel verscheen. Hij werd van het donker in het licht geschoven. 2 Vriendjes hielden hem stevig vast. Hij sleepte met zijn voeten, hij zwijmelde slaapdronken, maar hij was kien genoeg om haar op te merken. Zijn gezicht brak in een geluidloze kreet.
‘Papa, papa!’
Hij deinsde achteruit.
‘Niet bang zijn, papa, ‘t is Eliénor maar,’ en zij greep zijn hand.
Maar hij duwde haar opzij.
‘Ne-ne-neem haar dan,’ stamelde hij. ‘Neem haar, als ge haar zo graag hebben wilt, maar laat ons in godsnaam met rust!’ siste hij.
Demona keek naar Eliénor. Eliénor keek naar haar. En in zijn blik lag schaamte en pijn en een diep en kalm weten en zij beseften allebei dat deze vader een lafaard was, een man die zijn kind kon afstaan aan een vogelschrik, die hij van schub of pluim kende, een loeder met een koeliehoed, enkel om zijn rust te sparen.
Eliénor gaf teken en deze pa werd afgevoerd.
En in haar droom voerde Eliénor een nummertje op. Hij zong: Elanor, gee, I think you’re swell, waarna hij de reactie imiteerde van iemand die hem voor het eerst zag: Aaaarrrrggghhhh!!! verwrongen gezicht weggedoken achter afwerende armen waar geen eind aan kwam, terwijl het koortje dapper zong: you’re my heaven and my hell, you’re my light, my life etc. ELANOR, GEE, I THINK YOU’RE SWELL! Aaaarrrrgggghhhh!!! Net zolang tot de tranen over haar wangen biggelden.
En die arme perelaar werd de dupe van het verhaal. Toen Desdemona enkele dagen later plagend vroeg: ‘Mamma, denk je nu nog altijd dat OLH in de perenboom woont?’ werd haar vader Vreselijk woest. Hij rammelde haar door elkaar, brulde: ‘Hou op! Hoor je? Hou d’r eindelijk ‘s mee op!’ en hij beende naar buiten, zocht in het schuurtje, kwam teruggestormd met de grote aks en begon met wilde slagen de perenboom te vellen.