De Blauwe Engel
Desdemona houdt van snelheid. Zij is wég van Willy’s siedekaar, maar meerijden mag niet. Haar moeder vond dat te gevaarlijk. Haar moeder had een tante die lang geleden een café uitbaatte - Café ‘De Donkere Wolk; de baas is meer zat dan het volk’ – en die nu aan het kanaal woonde, in een gammel pand dat zij met een kostganger deelde. Die kostganger kwam bij Desdemona aan huis. Hij reed op een bromfiets. ‘Nonkel Marchel’ deed boodschappen voor haar moeder en om 1 of andere reden werd Desdemona dan telkens achterop gepoot. Alsof zij op nonkel moest passen, dat hij niet in 7 sloten tegelijk zou varen.
‘Of 7 sloten achterover slaat,’ deed haar moeder schamper.
Gezapig tuften zij door de velden tot in de dorpskom waar Nonkel geschenkjes kocht.
‘Voor Monaatje!’
En als laatste stop deden zij steevast De Blauwe Engel aan...
De Blauwe Engel was een verschoten baancafé achter kasteel Ommerstein waar Desdemona ooit een knikker door het mozaïekraam had gekeild. Maar de Blauwe Engel was niet pluis. Om te beginnen verborg nonkel zijn tuf in het struikgewas. Vervolgens drukte hij Desdemona op het hart dat zij over deze bezoekjes niet mocht reppen. Die waren Geheim. Desdemona kende dat refrein. Haar heimelijke vriendjes zongen dat ook. En zij zeiden erbij dat Desdemona zich alleen maar in nesten zou werken als zij haar klep opentrok. De volwassenen zouden haar toch niet geloven en zíj werd gestraft, terwijl de heimelijke vriendjes lekker buiten schot bleven. 'So it goes'.
En zo was het ook met nonkel gesteld. Híj deed iets stouts en als zíj dit verklapte, kon zij naar de geschenkjes fluiten, maar nonkel Marchel, die zou gewoon doorgaan met zijn bezoekjes aan het café waarvan hij bij hoog en bij laag zou beweren dat hij er nooit 1 voet had gezet. Desdemona moeide zich d’er niet mee. Als haar moeder vroeg waar zij allemaal waren geweest, deed Desdemona trouw verslag, maar ‘vergat’ de laatste stop die toch een dik uur had geduurd. En dat viel niemand op. Volwassenen waren stekeblind. Zoveel was zonneklaar. Maar ook dat mocht je niet zeggen.
De Blauwe Engel was een berookt cafeetje met houten banken en spiegels tot op het plafond! Achter de toog een horde madammen. Madammen met vuurrode lippen en oranje haar. Madammen met geblutste braceletten. In namaakgoud. En zij rookten sigaretten uit lange, zwarte kokers. Hun nagels lakten zij rood. Hun benen staken in sinaasappelnetjes en op klaarlichte dag liepen zij nog in nachtgoed rond. Zij kirden wat af – Cafe ‘De Dolle Wolk; de madammen zijn vrolijker dan het volk’ - en brachten Desdemona een etui.
Kleurpotloden!
Nonkel Marchel was dan allang door een zijdeur verdwenen. Desdemona tekende engelen in een blauwe lucht. De madammen speelden kaart. Blauwe vliegen kropen over de spiegels. En nadat Desdemona ontelbare engelen getekend had, allemaal in vlammend ondergoed, kwam nonkel terug. Hij zag er dan telkens uit als een verzopen kat. Alsof een enorme golf hem had opgepakt. En neergesmakt. Op een zachtglooiend strand. Maar Desdemona vroeg hem niet wat hij achter die deur ging zoeken. Ook dat was Geheim. Voelde zij. Misschien werd hij wel onderzocht? Tastten kleine handjes zijn ruggengraat af om te zien of hij niet aan het scheefgroeien was? (Desdemona was aan het scheefgroeien, beweerden de heimelijke vriendjes stellig en zij hadden het over een klimrek of ballet.) Dus, voor zij weer naar buiten gingen, controleerde Desdemona snel of nonkel wel correct in de kleren stak. Zoals de heimelijke vriendjes bij haar deden. - Ooit hadden zij haar naar huis gestuurd met haar jurk binnenstebuiten en haar schapulier aan de band van haar broekje geprikt (Desdemona had hen dan ook uitgelegd dat het een soort veiligheidsspeld was) en geheid kwam daar heibel van. Eerst:
‘Hoe komt je jurk binnenstebuiten?’
en dan dat amulet dat zij niet langer droeg op haar hart.
‘Is het dan geen veiligheidsspeld?’ deed Desdemona snedig, maar dat was een gebrek aan respect en zij vloog zonder eten naar bed. - De madammen proestten het uit en zij kreeg chocola. En dan tuften zij naar huis en d’er was weer ‘s nix gebeurd.
Op een dag kreeg zij van nonkel een negerpop. Neen, 2 negerpoppen gaf hij haar! Zo’n negertweeling met toetlippen en kroeshaar. Desdemona werd zelden warm bij het zien van een pop. De kop ging er onmiddellijk af, om te zien wat er achter die rozige wangetjes stak (‘Rien derrière le blush’ zoals de heimelijke vriendjes sneerden over snoezige kleuters die ze wel 's wilden lokken maar waarmee ze verder nix konden aanvangen). Maar het had wel wat, zo’n roetmop. Niemand had er 1 en zij had er 2!
Overal sleepte Desdemona die poppen mee. Op een zondag lagen zij onder de kerselaar. Het gezin stond op het punt te vertrekken, naar een ver familielid.
‘Eerst de poppen naar binnen,’ zei Desdemona nog.
Maar haar vader had geen geduld: ‘Niemand gaat jouw prullen stelen.’
Maar ’s avonds waren de poppen verdwenen. Haar ouders verdachten de honden van de boerderij die op zondag los mochten lopen, maar Desdemona’s verdachten staken in een heel andere hoek...
Haar heimelijke vriendjes hadden een kinderkolonie en die kolonie had geen speelgoed. Zij behielpen zich met kubussen en ballen en dingen die zij vonden in de natuur, maar bepaalde spullen, zoals een Meccanodoos, waren meer dan welkom. Desdemona had haar Meccano cadeau gedaan, maar dat wilde nu niet zeggen dat zij ook haar poppen af ging staan!
In een grot in het bos – Pas op! Die grot was er nooit als je een doordeweekse wandeling deed, want al dacht je het bos zo goed te kennen, toch had het plekjes, paadjes, een laar, die je met de beste wil van de wereld niet terug kon vinden, tot zij zich plots voor je openbaarden en aan de rand van het laar in het hoge, diepe, gedempte bos stond de Blauwe Engel te zwaaien – vond Demona haar poppen terug!
De kolonie was ermee aan het spelen. Demona nam terstond de poppen af. Maar toen het tijd werd om te gaan, moesten de poppen blijven. Demona snikte. Stampte! Krijste!! Het vertoon werd op ijzige stilte onthaald. Ten langen leste begon zij te pleiten: ‘Eentje mag er toch wel mee? Ik heb er 2, één voor hier en één voor thuis.’
Het voorstel werd met veel gezoem overwogen en het antwoord luidde ‘Nee’. Zij kon toch niet met 1 pop op de proppen komen? Hoe kreeg zij dat verkocht? Haar ouders zouden denken dat er meer achter stak en dan zat zij met de gebakken peren. Demona besefte dat zij maar weer eens was verslagen. En het was dàn dat zij haar eerste overeenkomst trof: als zij ooit weer iets dubbel had, later, stond het de vriendjes vrij er 1 exemplaar van te jatten, maar het andere bleef bij haar. Punt.
‘Met hoge heren is het kwaad kersen eten.’
Maar zij gingen akkoord.
Demona had 1 akkoord! Tralala! Voortaan moesten zij rekening houden met haar! Joepie! Had zij greep op de gebeurtenissen! & Zingend & Springend danste zij door het bos.
Later. Later slaagde Des er nooit in 1 paar heel te houden. Telkens werd het gehalveerd. Zij verloor 1 gouden sandaal, 1 groene sok, 1 skistok. Zij verloor oorbellen bij de vleet! Zij verloor d’er in Brusselse cafés, zij verloor d’er in de auto. Zij verloor d’er op de Galatabrug en een hele horde hitsige Turken dook op handen en voeten om het kleinood te vinden. Eén van die wolven beweerde dat hij had gezien hoe de bel los kwam van haar oor, 'geplukt', als het ware, door een onzichtbare hand en toen in het niets verdween. De anderen lachten gegeneerd: die jongen snoof lijm.
Vroeger. Vroeger vond Desdemona haar weg in het bos naar de grot waar de Blauwe Engel stond te zwaaien. Later kromp het bos tot een armzalig kluitje bomen en een oorbel kwijt was een teken van slordigheid (en geenszins het gevolg van 1 slordig akkoord met Hoge Heren die zich niet de kaas van het brood laten eten).