De Efteling thuis
Iedere nieuwe lente werd er bij Desdemona thuis behangen. Dit jaar was de 'goeikamer' aan de beurt. De Goeikamer werd enkel gebruikt bij grote gelegenheden: communiefeesten, uitvaarten of bij de kermisdis. De goeikamer bestond eigenlijk uit 2 kamers: de eetkamer en het salon, van elkaar gescheiden door een kamerbrede, glazen deur. Die deur moest d’eruit, want het plafond moest geverfd en de lambrisering vernieuwd. De goeikamer strekte zich uit over de hele diepte van het huis: stond je in het salon, dan keek je uit over het Engelse gazon; stond je in de eetkamer, dan had je zicht op de boomgaarden en de velden. Alles mocht nu worden vuilgemaakt en Desdemona slalomde op haar step tussen her & der verspreid staande meubels. Haar oom Jaak kwam een handje helpen – Desdemona’s vader had 2 linkerhanden – en hoewel Nonkel Jaak zijn eigen kunnen de hemel inprees, had hij zich bij het berekenen van het aantal rollen danig vergist. Zij hadden genoeg rozerood papier met woekerende klimop voor de eetkamer, de voorkamer en de keuken!
‘Dan maar van de nood een deugd gemaakt,’ zuchtte Desdemona’s moeder en ook de keuken werd overhoop gehaald. Zij kampeerden gedurende weken. Het gezin at en leefde in de achterkeuken, tussen 18 stoelen en 3 tafels. Op de keukentafel stond het bankstel met 2 cozy chairs daar nog ‘ns bovenop en Desdemona beklom de Himalaya (zonder touwen en zonder zuurstofmasker, een primeur voor die tijd). Haar moeder, een waardeloze sherpa, weigerde eten naar het basiskamp (de sofa) te brengen en piepte over lawines. Maar laat op een juni-avond was alles eindelijk klaar. Het papier viel niet langer op de grond, in wulpse plooien, zodra zij hun rug hadden gedraaid. De banen die schots en scheef hun weg zochten naar boven, had haar vader aangebracht. Daar hingen de buren al aan de bel om het wonder in ogenschouw te nemen. Kratten bier gingen rond. Donker brood met kipkap en Hollandse kaas met straffe mosterd. De volwassenen bouwden een feestje in de nu eXtra-schone, schone kamer.
Desdemona op haar step beschreef cirkels in de lege keuken. Uit het westen kwamen 3 sterren laag aangestreken. Desdemona wist wat dit betekende. Zij stapte van haar step. Toen de sterren over de wijk scheerden, vielen alle lichten uit. Uit de goeikamer kwam geen enkel geluid. In het aardedonker vielen blauwe strepen licht de eetkamer binnen. En in dit licht, elektrisch blauw, stonden de volwassenen als bevroren; ‘gepakt’ in het midden van een zin of bij het bijten in een boterham. Sommigen stonden versteend naar het bier te graaien. Haar moeder had zich net gebukt om een zakdoek op te rapen. 1 Buurman had de dronken stroken van haar vader gespot. Zijn elleboog rustte tegen de bovenarm van een andere buur, op zijn gezicht een tijdloze grijns.
Het was de Efteling, de Efteling bij Demona thuis!
In de Efteling zag je namelijk hetzelfde gebeuren. Je zag hoe de fakir op zijn vliegende tapijt de hovelingen in diepe slaap dompelde op de ijle tonen van zijn fluit of je zag hoe de 7 dwergen met verbazing Sneeuwwitje in hun midden vonden, maar je stond daarbij telkens achter glas of achter 1 hek. Je kon niet in het tafereel stappen, zoals Demona nu deed, step aan de hand, wandelend in een schilderij. Iets zei haar dat zij niets aan mocht raken…
Dan werd het gazon helder verlicht en de blauwe strepen krulden op. Demona spoedde zich naar het raam. Op het gazon stond een vliegende schotel geparkeerd en in een licht dat deed denken aan kerstmis, zo ijzig en zo wit, werd 1 loopplank uitgelegd en 7 dwergen met 1 kruiwagen en op hun schouder elk 1 hele grote lepel begonnen her & der in het gras te poken. Zij besteedden daarbij totaal geen aandacht aan Demona die het gebeuren met groeiende onrust volgde. Putten in het gazon! Wat zou haar vader daarvan zeggen! D’er ging wat zwaaien, dat stond vast. Het Engelse gazon was haar vaders lust & leven. 7 Putten d’erin, dat kreeg hij gegarandeerd in de gaten en zij, of anders Fidel, zouden ervoor mogen opdraaien!
En toch bleef Demona vreemd passief. Zij kon alleen maar kijken hoe die kleine Eskimo’s, in rode anoraks met witte veren afgeboord, hun grote zilveren lepels ploften in haar vaders gazon, de kruiwagen minimaal vulden, hem daarna de plank opduwden, zonder haar 1 blik te gunnen, waarna de plank werd opgehaald. Het luik ging naadloos dicht. De schotel rees in een wip en d’er was terug licht. Het gekwetter in haar rug hernam. Haar moeder raapte de zakdoek op. Iemand beet in een boterham en begonnen zinnen werden afgerond. Natuurlijk zou niemand merken dat Desdemona voor het venster stond. Het zou niet één van die volwassenen opvallen dat zij daarnet nog in de keuken was en nu hier stond, verbijsterd voor het raam, en dat allemaal in 1/2 zin! Net zomin als zij zouden merken dat er heel wat tijd was overgegaan, in dat formuleren van die zin of dat happen in die boterham. Neen! Zij zouden domweg constateren dat de tijd echt wel vliegt ‘in goei compagnie’. Alleen die putten waren een ‘bewijs’, maar vreemd genoeg maakte haar vader niet van zijn neus. Hij zei enkel dat je je aan zoiets kon verwachten ‘met al dat vreemd volk in huis’.
‘De Efteling thuis,’ kraaide Desdemona en zij merkte hoe hij schrok.