Que Sera Sera
♫ Qué sera, sera. Whatever will be, will be. The future’s not ours to see. What will be, will be… ♪
Dit hitje van Doris Day beleefde in de zomer van Desdemona’s negende jaar een tweede jeugd, waarschijnlijk omdat de teevee, die toen ingeburgerd raakte, een zondagnamiddagprogramma had waar Doris Day in zat. Bij Desdemona thuis was er altijd radio en heel de zomer schalde het hitje door de boxen, zoals wij nu zouden zeggen, maar toen bestonden er nog geen boxen en ook geen boomcars; het was een gezegende tijd.
Desdemona die, bij de blijde intrede van de teevee in haar ouders’ huis, had gemerkt dat zij gemakkelijk Engels verstond, probeerde de lyrics van het liedje te volgen.
When I was just a little girl, I asked my mommy what will I be? Will I be pretty? Will I be rich? Here's what she said to me… Qué sera, sera etc.
Desdemona wist al lang dat zij haar mommy zulke dingen niet hoefde te vragen. Haar mommy zou met de mond vol tanden staan, laat staan dat zij begon te rijmen, maar gelukkig had Desdemona in die tijd een fijne ree-lee-sjun-sjip met haar engelbewaarder en die wist met zulke vragen wèl raad, al zette hij zijn antwoord niet op rijm.
Het was zomervakantie en Desdemona zat hele namiddagen op de keukendrempel erwtjes te doppen. De zon brandde in haar nek en op haar bleke benen. Binnen speelde de radio. Fidel lag in de schaduw te soezen. Dikke blauwvliegen zoemden. De koekoek riep van over de Maas. Een zweefvliegtuig beschreef stille cirkels in de lucht. Desdemona begon een gesprek met haar engelbewaarder. Hoe ging haar leven zijn? Ging zij ooit knap zijn en gegeerd? De engelbewaarder tuitte de lippen. Desdemona schrok van dit zuinige gebaar. Zij had zich aan een volmondig
‘Rijk! Zal ik rijk zijn als ik groot ben?’
De engel keek fronsend nu. Desdemona wist hoe hij altijd deed alsof geld van geen tel was, terwijl geld bij haar thuis een even belangrijk gespreksonderwerp was als het weer, waarbij haar moeder steevast zei dat geld het enige is waar je nooit genoeg van krijgt.
‘Wel?’ drong Desdemona aan. ‘Hoe zit dat met de poet?’
De engel antwoordde dat zij nooit rijk zou worden, maar toch genoeg zou hebben om rond te komen. Desdemona vond het maar een pover portret: zij niet knap en geeneens niet rijk. Wat kwam daar nu op af? Wie weet, als zij niet uitkeek, zat zij hier achter veertig jaar nog steeds op de drempel te wachten. En kortingszegeltjes te plakken!
Het bleef héél lang stil (één ding dat je van een engelbewaarder kan zeggen: hij of zij is zelden een praatvaar). Desdemona overwoog wat zij, in het licht van de pas verkregen informatie, ging aanvangen met haar leven. In het liedje werd er getrouwd en kwamen er kleuters, maar Doris Day was knap & slank & rijk & blond. Zij kwam op teevee en de vrijers verdrongen zich op haar drempel.
Desdemona had nix van dit alles. En als zij niet knap werd of rijk, zou zij altijd blijven wat zij nu was: een raar kind met een engelbewaarder… Misschien moest zij later maar gaan reizen…
‘Zal ik de wereld zien?’ vroeg Desdemona een beetje geforceerd. ‘Zal ik ooit in een vliegtuig zitten en reizen, naar Afrika of Timboektoe?’
De engel knikte begeesterd nu. Volgens hem ging Desdemona een flink stuk van de wereld verkennen. Niet alles, zij ging niet helemaal rond, maar bepaalde delen zou zij met haar eigen ogen zien en bewonderen.
‘Misschien word ik wel airhostess,’ droomde Desdemona hardop, ‘dan zie ik alles.’
‘Ja,’ deed de engel smalend, ‘jij gaat zeker op hoge hakken koffie serveren aan grijzende heren.’
Desdemona schrok. Zo had zij het nog nooit bekeken. Voor haar waren hostessen pure glamour, maar de engel stelde meteen paal en perk aan wat hij noemde ‘silly dreams’. Hij zei:
‘Demona, jij gaat een stuk van de wereld zien en dat zal ruimschoots volstaan.’
‘Op vakantie?’ Desdemona deed op haar beurt smalend nu. ‘Effe over en weer?’
‘Neenee’, verzekerde hij, ‘in exile' (Desdemona wist niet wat 'in exile' was)... 'Jij gaat zelfs een tijdje wonen, in een ver en warm land en'
‘maar woon ik daar dan alleen?’ onderbrak Desdemona deze ongewone woordenvloed. In haar hart laaide plots een wilde hoop. De engel had zo enthousiast gereageerd… Maar de engel zette een blanco face, alsof-ie al veel te veel had los gelaten.
‘Zeg eens,’ vroeg Desdemona stilletjes en verlegen, … ‘is er ook… een jongen voor mij…’
De wind hapte naar adem. Fidel schoot wakker en staarde haar aan. De blauwe vliegen vielen in zwijm. Het zweefvliegtuig crashte naar beneden, ver boven de Maas die uit het zuiden kwam. Het antwoord deed onbehagelijk lang op zich wachten. Alsof haar engelbewaarder zat te overwegen of hij dit ene gegeven wel mocht prijsgeven, inkijk verschaffen in dingen die kinderen normaal niet mogen weten, waarna hij vagelings toegaf:
‘Wij hebben wel iemand in mekaar gedraaid voor jou.’
Desdemona’s maag keerde. Dat klonk niet fraai. Dat klonk alsof die jongen recht van de lopende band kwam gerold. Of door een kleermaker in elkaar was geflanst, tussen twee bedrijven door. Wat hadden zij nu weer voor haar in petto? En, en… het klonk ook alsof zij éérst bestond met hem in haar kielzog... En Desdemona wilde een man die ouder was dan zij, anders zou zij zeker de baas over hem willen spelen terwijl haar moeder zei dat je zoiets nu eenmaal niet kon maken, als getrouwde vrouw.
‘En waar is hij nu?’ vroeg zij flink. Maar ditmaal ving zij bot. Haar engelbewaarder zei beslist dat hij haar dit niet aan de neus ging hangen.
‘Maar,’ wierp Desdemona tegen, ‘ik moet toch weten of ik hem wel geschikt vind. Hij klinkt nogal verknipt… Hoe heet-ie eigenlijk?’
Ook dat kreeg zij niet te horen. De stilte woog loodzwaar op de zomernamiddag waarin donkere wolken zich samenpakten boven de Maas. De dag eindigde in een plensbui en iedereen repte zich naar binnen, maar Desdemona bleef zitten, verdwaasd, en de regen likte haar verbrande benen. Hij vormde plassen in de kiezel en in die plassen sloeg hij bellen waarmee hij zijn verbazing uitte over wat Desdemona die namiddag had vernomen. En de duiven op het dak van Jennies boerderij wasten zich en koerden na over die ene vraag: wie was toch dat vreemde model? Die rare snuiter met wie Desdemona later moest gaan trouwen?
De erwtenoogst was overvloedig dat jaar. Dagelijks ging Desdemona erwten plukken en telkens kwam zij terug met emmers vol krakende schalen die zij dan moest doppen op de drempel in de zon. Tijd voor een audiëntie. Desdemona wilde meer weten over haar aanstaande. Zij grilde haar engelbewaarder in zoverre je een engelbewaarder grillen kan. Eén ding was klaar: deze engel had beslist geen engelengeduld. Hij was bazig en kortaf. Maar zij ging hem de bek openbreken. Nog voor de zomer voorbij was ging hij haar iets van vitaal belang vertellen, zelfs al zou hij de dingen daarbij zo verdraaien dat zij de winter nodig had om ze te ontcijferen, zij moèst weten wie haar geliefde was. Vissen naar een naam had geen enkele zin. Desdemona wist niet eens hoe haar engelbewaarder heette (Nautus? of Kefir of Boras of iets dat daarop leek, iets Joods), mòcht zij ook niet weten, want als zij zijn naam kende, had zij macht over hem. Dan moest hij komen als zij riep, terwijl hij nu vaak niet thuis gaf. Als Desdemona de naam van die jongen kende, hoefde zij maar naar het telefoonboek te grijpen om hem op te bellen en ergens had zij wel door dat het zo’n vaart niet mocht lopen. Weten hoe hij heette, was iets voor later, maar dat nam niet weg dat er daarnaast nog een heleboel andere dingen zijn die je nu eenmaal verondersteld wordt te weten over je aanstaande.
‘Wat doet-ie de hele dag?’
Desdemona vernam maar met mondjesmaat dat zijn leven heel erg zoals het hare was. Ging zij naar school, dan ging hij ook naar school.
‘Welke school?’
‘Een jongensschool.’
‘Waar ligt die school?'
‘Door een gat in de haag. Bij een observatorium.’
Had zij vrij, dan had hij ook vrij.
‘Zit-ie dan ook erwtjes te doppen op de keukendrempel?’
De engel trok zijn wenkbrauwen op: ’Another dweller on the treshhold?’ Neen, zijn ouders hadden geen groententuin en als het vakantie was, dan ging hij met vakantie. Desdemona bleef gewoon thuis.
‘Waar woont-ie, als-ie thuis is?’
Hij leerde niet zo goed, maar hij las veel. Hij was vaak alleen.
‘Waar woont-ie, als-ie thuis is?’
Hij was een beetje eenzaam…
‘Waar woont-ie, als-ie thuis is?’
En dromerig… ‘Look to the South, Demona, to the South!’ Het antwoord kwam gefluisterd, een zucht in de wind.
Hààà! Dàt was cruciale informatie: hij woonde in het Zuiden! Desdemona’s fantasie kreeg vleugels. Het was dus zo’n zuiders type, donker, mediterraans, met paarse ogen en pikzwart krullend haar!!! Oh, Wauw! Maar… dan sprak-ie een andere taal?
‘Als je goed je best doet op school, Demona, zal je hem wel verstaan.’ Haar engelbewaarder gedroeg zich als een zure gouvernante uit een Engels boek. Hij bestierde haar leven met ijzeren hand. Zwoer bij drill en discipline.
‘Dan zal het wel geen Engels zijn,’ kaatste Desdemona terug. Zij was ervan overtuigd dat je Engels niet hoefde te leren, gewoon een hete aardappel in je mond en het ging vanzelf, zoals haar vader zei. Haar engelbewaarder bleef er stoïcijns bij en merkte op dat Engeland niet in het zuiden ligt. De VS evenmin.
‘Hoe zit het met Zuid-Amerika?’
‘Qué sera, sera’ plaagde hij.
Desdemona bestudeerde atlassen en zag dat drievierde van de wereld in het zuiden ligt. Afrika ligt in het zuiden en Zuid-Amerika. Australië en Nieuw-Zeeland – Desdemona voelde wel wat voor Nieuw-Zeeland – Paaseiland en Cuba. Grote delen van Rusland en Azië liggen in het zuiden. De enige mannen die de dans ontsprongen, waren de Engelsen (spijtig), de Ieren, de Scandinaven, de Hollanders en de Eskimo’s. Maar al de rest lag voor het rapen! Het was een zoeken naar een naald in de hooiberg. Volgens Desdemona was haar engel veel te karig met details.
‘Wat kon hij haar nog meer vertellen zonder dat zij teveel vernam?’ De vakantie liep op haar laatste benen en zelfs het erwtenbed raakte uitgeput en spoedig moest Desdemona weer naar school en had zij geen tijd om, zoals Isis, naar haar geliefde te zoeken.
‘Isis zocht langs een rivier…’ en de engel verdween met de noorderzon.
Dàt was het dus. Hij woonde langs een rivier! Een rivier in het zuiden. Dat kon de Mississippi zijn, de Amazone, de Nijl of de Amor in Rusland… Het kon ook een kleine rivier zijn, maar aan die grotere rivieren maakte je meer kans.
Ergens aan een zuiderse rivier, woonde een jongen, precies als zij, {hij kwam bij ons aan op een paard}, ongeveer even oud als zij, {het was in het midden van maart}, met grotendeels hetzelfde schoolkinderleven als dat van haar, {hij keek mij eens aan}, ‘s morgens kroop hij door een gat in de haag op weg naar school dicht bij een observatorium, {en vroeg mij meteen} en ooit, als Desdemona groot was, {om mee naar het zuiden te gaan} zou zij hem ontmoeten. {Ja, om mee naar het zuiden te gaan.} Zij zou hem zien {maar voor ik het wist} en hem meteen herkennen {zei ik neen} en dat was natuurlijk wederzijds {en hij vertrok naar het noorden) en de niet onknappe Desdemona met net genoeg geld om rond te komen {bleef alleen} zou lachen en juichen en hem in een vreemde taal vragen of al dat lange wachten de moeite waard geweest was en hij zou zeggen ‘ja’, een volmondig JA, maar dan in een andere taal en zij zouden samen zijn en gelukkig zijn en, en...