De Kivu
A A – P: aap! In het eerste leerjaar moest je ophouden met de vlechten van dat rosse wicht in de inktpot te stoppen en je moest de hele dag stilzitten met je armen gekruist & d’er kwam een missionaris langs en ieder kind van de eerste klas liet voor 50 frank 1 Congoleesje dopen en Desdemona maakte zich erg boos... wegens de dood van Adamski en wat-ie allemaal zei.
Eens per jaar kwam 1 zogenaamde witte pater met zo’n rare, rooie muts de missiebus plunderen. Hij kwam niet alleen de missiebus leeghalen, hij zat ook vol verhalen over wat-ie in de missie allemaal deed.
‘Zieltjes redden.’
Want de zwartjes kwamen ter wereld met 1 ziel zo zwart als hun vel. Desdemona was het er niet mee eens. Het kon toch niet zijn dat god zijn kinderen onder de zon schopte, met 1 zwart vel daar nog aan toe, maar met 1 zwarte ziel? Of zelfs met zonder ziel, zoals die missionaris beweerde. En als de negertjes al geen ziel hadden, zoals vroeger de vrouwen en tegenwoordig het vee, dan zou al het geld in de wereld niet volstaan om hen d’er een aan te schaffen. Zo dacht Desdemona erover, maar zij hield wijselijk haar mond.
De pater-missionaris sprak over een jongetje dat niet ter communie'mocht gaan. De pater probeerde hem uit te leggen dat het Heilige Bbrood enkel was voor degenen die geen melktanden meer hadden.
‘Wat maakt het uit,’ protesteerde Desdemona. ‘Je mag er toch niet op bijten’.
Pater deed alsof hij niet hoorde en stootte driestig door naar de bloederige climax van het verhaal die erin bestond dat ‘de kleine man met 1 grote kei al zijn melktanden uitsloeg zodat hij ook ter tafel kon gaan’.
Zonde van al die mooie tanden. Zij vallen d’er vanzelf wel uit, dacht Desdemona en bovendien, veel smaak is er niet aan, aan dat heilige brood. (Desdemona had stiekem een doodzonde begaan en van de hosties geproefd toen zij ze eens van de zustertjes naar de sacristie brengen moest.) In het winkeltje op de hoek hadden zij ook hosties en die waren pas lekker. D’er zat iets in en dat heette Engels zout. Desdemona wilde wel naar Engeland varen, op de rug van een witte zwaan, om na te gaan of the white cliffs of Dover integraal uit Engels zout opgetrokken waren. En pater ging voort over hoe zij, de kindertjes in de klas, zo’n neger konden laten dopen voor netto 50 BEF. In Desdemona rijpte een plan: liet zij zo’n zwartje dopen, dan was het allicht snel afgelopen met dat ‘ter communie gaan' en ander christelijk gezwam. (Desdemona was ook gedoopt en 1 keer naar de mis gegaan omdat zij zo graag de priester wilde ontmoeten, de man die sprak met god en water veranderde in wijn. Maar de priester sprak alleen Latijn. Hij zwaaide met een wierookvat en gooide kruisen naar alle hoeken tegelijk en Desdemona wist meteen dat er geen water in die kelk zat. De priester was een bedrieger. En toen de bedrieger het spreekgestoelte beklom en zijn preek begon, maakte zij haar ongenoegen kenbaar door ‘Lieve Hemel!’ en ‘Onzin’ door de kerk te roepen. Haar moeder leidde haar naar buiten. Desdemona was sindsdien nooit meer naar de mis gegaan. En zo zou het de zwartjes ook vergaan. Hun ongerepte, wilde ziel zou zich snel afkeren van dat spektakel.) Heel wat perfecte negergebitten konden op die manier van de sloop worden gered. Desdemona besloot gelijk te denken aan haar eigen gebit, haar zakgeld niet in Engels zout te steken, maar wel in het doopsel van 1 kind in de brousse. Bij zo’n doopsel mochten zij zelf een naam bedenken, zei de missionaris nog, net zoals 1 peter of meter dat deden. Desdemona’s maag keerde om. Zij zag al van hier met wat voor ‘n namen haar hersenloze klasgenoten zouden komen aandraven. Heidi! Of Truus. (Later kwam Desdemona in Rwanda 1 zwarte tegen en die heette Fréquence Modulée. En de schone heette steevast Immaculée.)
Desdemona zag van het naamgeven af, gaf 50 frank en vertoefde vervolgens lange maanden in de brousse bij haar petekind. Woonde hij/zij in een ronde hut zoals Desdemona die vouwde uit de catalogus van de Igro? Dronk zij ’s ochtends geitenmelk? Uit zo’n ruw gesneden houten kommetje waaruit het moeilijk drinken is. De melk droop in witte straaltjes van haar kin. Zij lachte en haar tanden waren parels. Wat deed zij de godganse dag? Had zij van die strooien rokjes aan? Hmm, strooien rokjes waren niet katholiek... Eén van de zustertjes op school voorzag Desdemona van tijdschriften-voor-de-groten. Zonneland! En het was uit Zonneland dat Desdemona de dood van Adamski vernam.
Adamski was een Pool die in Amerika woonde en op een dag was hij met vrienden de woestijn in gegaan. Daar kwam hij een marsman tegen, een Venusiaan, en was aan boord van een vliegende schotel meegegaan de maan! Hij had de achterkant van de maan gezien en beweerde dat er daar bergen en bossen en meren waren. Desdemona las Adamski’s wedervaren met stijgend verontwaren. En tegen haar hadden zij altijd gezegd dat zij niemand meenamen in dat vliegende ding! Maar die Adamski, die Polski, die mocht wel mee, terwijl zij, zij, Demona, zo vaak had gesmèèkt om mee te mogen gaan – desnoods heel effe op en neer, gewoon om de wereld in zwijm te zien vallen: eerst kromp-ie tot de grootte van een zakdoek en dan viel-ie achterover in het niets - en nooit mocht zij mee. Maar Adamski, die kon naar Venus en de maan en kreeg er nog drankjes bovenop. En hosties gevuld met Engels zout! En hij vertelde apekool over mooie meisjes in gouden sandalen. Met zo’n volmaakt, doorschijnend vel dat zij zich niet hoefden op te maken. Wat wist zo’n man daar nu van?! Al die volwassenen waren liegers & bedriegers. Dat schotelvolk incluis. Maakten Desdemona maar wat wijs. Behandelden haar als een kind! Maar voortaan was Desdemona doof en blind voor de lokroep van haar (v)liegende vrienden. Zij moesten maar iemand anders vinden. Zij moesten maar naar Adamski gaan. Als zij hem konden meenemen naar de maan, dan moesten zij haar ook trakteren op een ritje. Zolang dit niet gebeurde, was Desdemona incommunicado. Nà! En nu gij.
En op 1 dag, toen Desdemona het allang niet meer verwachtte, werd eindelijk gevraagd waar zij dan zo graag naartoe wou gaan? En Desdemona wist het niet! En omdat Desdemona al maanden met de Congo in haar kop zat, werd zij in geen tijd naar de Congo gebracht.
tot boven in de lucht
wij zaten zo gezellig in ons schuitje.
Wij konden alles zien.
Wij hadden pret voor tien.
Leve de zeppelin. ♪
De lucht was anders. Pril als op Paasmorgen. En de bomen waren anders, met spitse bladeren en een geur van hoestpastillen. Demona zag donkerrode aarde en een missiepost, 1 langgerekte barza en donkergroene planten in donkerbruine potten. Alles was weids. Zij (Demona en nog wat uitverkorenen) mochten buiten spelen, aan de zoom van een dichte groep bomen, met in de verte glinsterende velden en de missiepost. De horizon begrensd door juten heuvels, de zon pal boven haar hoofd en hoog in de bomen zaten apen te krijsen... Zij hadden angst en nu volgt iets heel technisch.
Als Demona’s heimelijke vriendjes met hun schotel ergens landen, dan willen zij om de dooie dood niet worden gezien, niet worden gehoord en niet worden gestoord en schermen zij zich af onder een glazen klok. Demona zit onder die klok en kan naar buiten kijken en de zon voelen branden op haar vel, maar zij kan niet naar buiten breken. Om door de stolp te breken, heb je een spiegeltje nodig en een horloge om in te spreken en moet je dingen berekenen en afspreken met degenen die de stolp bewaken, maar Demona mag dit allemaal niet doorvertellen. Voor de mensen buiten is het anders. Zij kunnen de stolp niet zien en ook niet wat eronder zit. Zij zien de omgeving zoals ze was voordat de stolp er was en er hangt een weëe geur. ‘De Geur van Angst’. Die geur jaagt indringers weg. Zij keren op hun schreden terug, wat maar goed is ook, want anders botsten zij stomweg tegen die klok en breekt hun kop en dat doet pijn.
De apen in de bomen voelen de aanwezigheid van iets vreemds en wippen nerveus op en neer. Hun leider gaat op onderzoek uit. Hij laat zich krijsend op de stolp zakken. Demona ziet de scherpe hoektanden. Demona vindt het prachtig! De aap ligt schuin boven haar hoofd, plat op zijn buik. Het is een grote aap met kromme poten en veel haar. Demona kan hem rustig gadeslaan met haar hoofd in haar nek. De aap is als een zuigvis die zijn lijf tegen de wand van een aquarium plakt. Maar voor de werkers in het veld die, nu nog, gebogen over hun gewassen staan, zal het lijken, mochten zij zich oprichten om hun voorhoofd af te wissen of te kijken waar de zon nu staat, alsof die aap vierklauwens in de lucht hangt! De andere apen maken daarenboven zo’n kabaal dat de bemanning komt kijken en dan is het uit met de pret. Zij moeten ogenblikkelijk naar binnen en als de gesmeerde bliksem weg. Desdemona vindt zichzelf terug onder de perenboom. Vol kwetterende mussen.