De Vuurbol
♫ 't was nacht, 't was nacht, 't was midden in de nacht. Toen hoorde ik 'n vreselijke slag. ♪
De donder rolde over het huis in het dorp aan de Maas. Hij dreunde zo hevig dat de ruiten ervan daverden. De regen gutste met bakken neer alsof Ons-Lieve-Heer - of was het in dit geval de dondergod? - vastbesloten was het dorp weg te spoelen. (Desdemona zag soms de jongens uit het dorp in een mierenhoop plassen waarbij de mieren in paniek alle kanten opstoven, de verpleegstermieren droegen eieren in hun voorste poten, terwijl gelederen van zwartglimmende soldatenmieren oprukten om op hun beurt de vijand te besproeien en een mierenhoop vanbinnen was een onderaardse kathedraal vol gangen en zalen en de mooiste zaal was de broedkamer waar al die kostbare eitjes lagen en Desdemona vond het zonde dit ingenieuze bouwsel te vernielen, louter voor de pret en misschien ook wel omdat god de jongetjes zo in elkaar had gezet dat hun geheime wapen ver buiten het bereik van de mieren bleef. Haar vriendjes zetten haar er soms toe aan hetzelfde te doen, maar Desdemona wist wel beter en verzon andere spelletjes: wie van de jongens kon plassen in een fles, zonder te morsen? En wie durfde het aan in zijn vaders pantoffels te plassen zonder achteraf de schuld te geven aan de kat?) Maar vannacht had ook god zin in een verzetje en hij had niets beters gevonden dan het dorp flink te begieten en kijk, in alle huizen floepten de lichten aan, voordat zij zouden uitvallen, en de bewoners troepten samen in de keukens, want de pannen op het dak rammelden zo hard en zij bewapenden zich met kaarsen, want straks viel gegarandeerd de stroom uit en hier en daar werd een rozenhoedje afgedreund, om god weer gunstig te stemmen, maar hij wou van geen genade weten en geselde het dorp met bliksems die de hemel uit elkaar deden spatten, lange grijpgrage flikkerende tengels die het uitspansel aftastten als was het een ei, op zoek naar een weke plek. Desdemona vond het prachtig! Zij stond met haar neus tegen het venster gedrukt en werd door haar moeder van het venster geplukt, want ‘kijken naar de bliksem brengt ongeluk’. Zij moest mee gaan zitten rond de Leuvense stoof en begon te lezen (een verhaal over een ezeltje dat zo zwaar werd beladen dat het de last nauwelijks kon dragen en bijgevolg kreeg het slaag) en Desdemona kon niet verder lezen.
Zij toog naar boven voor een ander boek.
Toen zij de deur van haar kamertje opentrok, sprong er, ‘Oooh’, een vuurbol van de vensterbank naar binnen. Hij bleef enkele centimeters boven de balatum hangen. Hij wipte op en neer, vlak voor de ingebouwde kast waarin zij haar boeken bewaarde. Alsof de bol haar voornemen kende, ging hij even opzij. Beleefd bedankte zij de bol die nu rond de luster suisde waarbij hij het licht uit de peertjes scheen op te zuigen. Buiten kraakte de bliksem en de wind huilde en Desdemona’s moeder riep dat zij naar beneden moest komen. De bol koerste de gang op, alsof hij Desdemona heette, en bleef bij de bovenste trede op haar hangen wachten. Dan dartelde hij de trappen af, veel sneller dan Desdemona dat kon, en rolde langs de leuning weer naar boven tot waar zij was en kaatste naar beneden, als een buitelende zon. Desdemona vond het subliem, maar haar ouders stonden aan de grond genageld toen zij het zagen. Desdemona begreep dat haar bol niet welkom was. De bol begreep het ook. Hij verschoot. Glipte achter Desdemona door. Werd plat als een pannenkoek en verdween onder de keukendeur naar buiten.
‘Een bolbliksem’, hapte Desdemona’s moeder naar adem.
Van alles wat haar moeder zei, wist Desdemona dat het niet accu raad was. Haar vader zei niets. Hij keek donker.
‘Je moet die dingen niet binnenlaten’, deed hij bot.
‘Maar hij kwam uit zichzelf,’ protesteerde Desdemona. ‘Hij zat op de vensterbank en rolde de trap af toen mamma riep’.
‘Zeg hem dat hij hier niet welkom is,' insisteerde haar vader nu, 'niet in mijn huis’.
‘Allee, Pierre, d’er is niets gebeurd,’ suste haar moeder. ‘Nog goed dat ‘t kind niet verbrand is of zo'. En tegen Desdemona: ‘D’er is niets gebeurd, hoor je? Je hebt niets gezien. Ga morgen op school vooral niet vertellen over die hete bliksem op de vensterbank!’
‘Maar,’ begon Desdemona, en de donder kraakte hevig en het licht viel uit en het dorp lag in een oerduister en de bliksem knetterde en reet de hemel uiteen en moeder stak de kaarsen aan en jawel, daar werd de rozenkrans bovengehaald en Desdemona op haar knieën geduwd en samen begon het gezin te bidden, tot het onweer over was.